De oudste tijden die we hier willen aanhalen liggen een stuk voordat we de eerste voorvaderen kunnen ontdekken. Hoewel, langs moederszijde kon er een voorouderlijke tak tot in het Turnhout van 1475 gevolgd. De vroegste "Roelandsen" vonden we eind 16e eeuw, terwijl de 80-jarige oorlog nog bezig was, die ook deels in hun streek werd uitgevochten. Voor een goed begrip van de politieke en matschappelijke situatie gaan we nog iets verder terug, want de basis voor de bestuurlijke structuren werd al vroeger in de middeleeuwen gelegd. Daarom begint het verhaal met Brabant, dat veel meer heeft omvat dan de gebieden die de huidige provincies met die naam in Nederland en België nu beslaan. Het stuk met de Romeinen en nog vroegere volkeren waar de eerste schriftelijke bronnen gevonden werden, slaan we grotendeels over, want het belang in verband met de aantoonbare voorouders is niet bewezen. Er is wel een grote kans dat de genetische afkomst van onze families bij de Germaanse stam van de Franken ligt al kunnen er natuurlijk ook invloeden van andere volken zijn, via "passanrten", zoals invallende vikingen of troepen van huurlingenlegers. In de periode voor de Franken vanuit het noorden ariveerden, was de streek een tijdlang ontvolkt, waar de oorspronkelijke volkeren naartoe gingen is niet duifdelijk, waarschijnlijk zuidelijk. Ook de prehistorie en geologische geschiedenis die nog daarvoor kwam, hoewel de laatste van wel belang is voor o.a. de landbouw en de vestigingsplaatsen van de mensen.

Overname van het Romeinse gezag

De Franken waren oorspronkelijk een verzameling van Germaanse stammen ten noorden en oosten van de Nederrijn die rond 260 Romeins grondgebied binnenvielen. De Franken waren lang niet de enige stam die het Romeinse gezag ondermijnden, het Romeinse Rijk had dan ook de grootste moeite om ze terug te dringen. Zelfs de zeeën waren niet veilig vanwege de piraterij van de Franken. Maar de Franken waren ook een voordeel voor Rome want ze waren bruikbaar als huursoldaten tegen andere stammen. In 358 kregen de Franken dan ook toestemming van keizer Julianus om zich als foederati (bondgenoten) op Romeins gebied in de Scheldevallei en tussen de grote rivieren (Toxandrië) te vestigen.

De status van foederati (bondgenoten) gaf de aanwezigheid van de Franken een legitiem tintje, maar in werkelijkheid hadden de Romeinen weinig in te brengen tegen de vestigingsplannen van de inwijkelingen. De Franken namen de vrijheid om de gegeven toestemming iets ruimer te interpreteren en bezetten al snel de hele provincie Germania Inferior (het hele huidige Nederland beneden de rivieren, België en het huidige Rijnland), waarbij de Romeinse en geromaniseerde bewoners op de vlucht gingen of werden onderworpen aan de nieuwe Frankische elite. Hun machtscentrum vestigden ze in de stad Doornik. Hun expansie richtte zich vervolgens verder op het nog steeds welvarende gebied in het zuiden, en zo veroverden de Merovingische koningen geleidelijk aan Gallië tot aan de Seine.

Merovingen (447–751)

Zie Merovingen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Met het bestijgen van de Frankische troon door Merovech in 447 begon de Merovingische dynastie die het Frankische Rijk tot 751 zou regeren. Het duurde echter nog tot 482, het jaar waarin de beroemde koning Clovis de Frankische troon besteeg, aleer alle Franken onder één leider verenigd waren. Hij wist zijn Frankische tegenstanders te verslaan en won daarmee de alleenheerschappij. Tien jaar nadat Romulus Augustulus als laatste Romeinse keizer in West-Europa was afgezet, versloeg Clovis in 486 de 'Romeinse generaal' Syagrius (eigenlijk een plaatselijke krijgsheer) bij Soissons, zodat het deel van Gallië ten noorden van de Loire in zijn handen viel. Dit gedeelte van het rijk werd Neustrië (het nieuwe land) genoemd en het oude, oorspronkelijke gebied in de Nederlanden en aan de Rijn heette Austrasië (het oostelijke land). Clovis bracht zijn hofhouding van Doornik over naar Lutetia (het huidige Parijs) en het hele gebied van Gallië erfde uiteindelijk de naam "Francië" van hun nieuwe heersers. Parijs is sinds Clovis ook het bestuurlijke centrum van Frankrijk.

De veroveringen van Clovis zijn echter verre van voorbij als rond 496 de Alemannen verslagen worden. Hiermee veroverden de Franken gebieden die Rome nooit in handen wist te krijgen. Onder invloed van zijn Bourgondische gemalin Clothilde bekeerde Clovis zich tot het Christendom. Clovis’ besluit om te kiezen voor de Katholieke Kerk in plaats van het Arianisme, zoals de meeste Germaanse stammen hadden gedaan, was van groot belang. Hierdoor kon hij rekenen op de steun van de Gallo-Romeinse adel en de Katholieke kerk.

Tegen 502 was de verovering van al het gebied van de Alemannen zo goed als compleet, met enkele gebieden die beschermd werden door de Ostrogoten als uitzondering. Eerder was Bretagne al tot overgave gedwongen hoewel het een redelijke autonomie behield. De laatste verovering van Clovis was Aquitanië dat hij in 507 op de Visigoten innam. Alleen de tussenkomst van de Ostrogoten weerhield de Franken ervan om het gehele Visigotische koninkrijk te veroveren. De campagne resulteerde in het Romeins consulschap van het Oost-Romeinse Rijk voor Clovis wat de claim dat het Frankisch Rijk de opvolger was van het West-Romeinse Rijk een grotere geloofwaardigheid gaf.

Toen Clovis in 511 stierf, werd het rijk volgens de Salische Wet onder zijn vier zoons verdeeld: Theuderic I van Austrasië in Reims, Childebert I in Parijs, Chlodomer in Orléans en Chlotharius I in Soissons. Dit was een proces dat de komende eeuwen nog vaker zou voorkomen waardoor het Frankische Rijk slechts tijdens korte periodes was verenigd onder één heerser. De consequentie van het constant opdelen van het rijk was dat de Merovingen niet alleen tegen hun vijanden vochten maar ook tegen elkaar. Dit met uitzondering van de periode 531-537 toen het Frankische Rijk weer grote gebieden wist te veroveren. Het Thuringse koninkrijk was verwoest en een gedeelte werd veroverd. Het Bourgondische koninkrijk werd tussen 532 en 534 veroverd en terwijl de Oost-Romeinse keizer tegen de Ostrogoten vocht, werden die gedwongen om de overgebleven gebieden van de Alemannen op te geven en Provence af te staan aan de Franken in ruil voor hun neutraliteit. Tegelijkertijd werd Beieren gedwongen om de Franken als heersers te erkennen en werd de controle over Aquitanië versterkt.

In 558 werd Chlotharius I alleenheerser over het Merovingische rijk en na zijn dood werd zijn Rijk onder zijn vier zonen verdeeld. Na de dood van Chilperik I (584) waren er in feite drie verschillende Frankische koninkrijken, Neustrië in het westen, Austrasië in het oosten en Bourgondië in het zuiden. Randgebieden als Bretagne, Aquitanië, Alemannië, Thüringen en Beieren probeerden vaak hun onafhankelijkheid terug te krijgen en de constante burgeroorlogen tussen de Merovingen gaven hun daar ook meerdere mogelijkheden voor.

In 613 werd het Rijk opnieuw herenigd onder Chlotharius II. Zijn zoon en opvolger Dagobert I, is na Clovis, misschien de meest bekende Merovingische koning. Zijn naaste medewerkers waren Pepijn van Landen en Sint-Elooi. Na de dood van Dagobert I in 639 werd het land weer opgesplitst en werden de Thuringers onafhankelijk. En na de moord op Childeric II in 675, weigerde Aquitanië de heerschappij van de Merovingen te erkennen en de autonome regio’s van Bretagne en Beieren wisten zichzelf van de Franken te bevrijden aan het einde van de zevende eeuw.

In 679 verenigde de zwakke Theuderik III het Frankenland. Maar na de Slag bij Tertry in 687 was het zijn zwager, de hofmeier Pepijn van Herstal, die in werkelijkheid het land regeerde. In 689 versloeg Pepijn de Friezen in de Slag bij Dorestad en veroverde hij alle gebieden ten zuiden van de Rijn. Aan de missionaris Willibrord gaf hij een oud Romeins fort, nu de stad Utrecht, als steunpunt voor zijn zending onder de Friezen.

De Merovische koningen voerden vele oorlogen (vaak onderlinge burgeroorlogen tussen Merovingische familieleden om de heerschappij over het hele Frankische Rijk) en velen van deze koningen stierven op het slagveld of ook dikwijls bij een moordaanslag van concurrenten voor de troon voordat ze een opvolger (zoon) hadden voortgebracht. In andere gevallen was die opvolger vaak een minderjarige die nog niet zelfstandig kon regeren. Zij verloren daardoor niet alleen land maar ook macht. De post van Hofmeier of Major Domus werd gecreëerd om het koninkrijk te regeren totdat troonopvolgers volwassen waren, maar omdat het een post was die permanent bleef en zelfs erfelijk werd, waren de hofmeiers op den duur eigenlijk degenen die de echte macht hadden over het Frankische Rijk, zelfs wanneer de koningen volwassen waren geworden.

De ontwikkeling van het Frankische Rijk van 481 tot 870

De vroege Karolingen: van Karel Martel tot Karel de Grote

Pepijn van Herstal stierf in 714, waarna zijn zes jaar oude kleinzoon, Theudoald, de nieuwe Hofmeier werd. De post die was gecreëerd om het Rijk te besturen was nu zo machtig geworden dat het zelf ook door jongeren kon worden geërfd hoewel zijzelf nog niet eens volwassen waren. Pepijns buitenechtelijke zoon, Karel Martel, accepteerde dit echter niet en werd in Austrasië tot Hofmeier uitgeroepen. De legers van respectievelijk Theudoald en Karel bevochten elkaar tijdens de nu uitgebroken Frankische Burgeroorlog (715-718) die Karel wist te winnen en zo de weg vrij maakte voor de dynastie der Karolingers, die de titel Koning der Franken van de Merovingen zouden overnemen. De volgende decennia stonden in het teken van oorlog: de Karolingers probeerden de verloren gebieden terug te veroveren en de aanvallen van de Arabieren af te slaan. Beide doelstellingen werden gehaald. Zo werden de Arabieren verslagen door Karel Martel bij de Slag bij Poitiers in 732 en werden Thüringen, Alemannië en Beieren weer toegevoegd aan het rijk in 744. De Franken namen ook bezit van de Balearen in 754 en veroverden Septimanië op de Arabieren in 759. Aquitanië werd pas in 768 heroverd. Een alliantie met de Paus leidde tot twee succesvolle campagnes tegen de Longobarden in 754 en 756. Tegelijkertijd wisten de Karolingers hun positie in het Frankische koninkrijk te versterken en Pepijn de Korte onttroonde de laatste Merovische koning in 751 en liet zichzelf tot koning kiezen. De tijd van de Karolingers was nu definitief aangebroken.

Karel de Grote

Pepijn de Korte stierf in 768, en liet het sterkste koninkrijk van West-Europa na aan zijn twee zoons, Karel de Grote en Karloman. Karloman stierf echter al in 771 waardoor het gehele rijk in de handen van Karel de Grote kwam. Toen de Longobarden de Paus opnieuw bedreigden, besloot Karel de Grote om Italië binnen te vallen en zichzelf tot Koning der Longobarden te kronen in 774. Het Langobardische hertogdom Benevento in Zuid-Italië erkende Karel de Grote echter maar voor korte periodes als koning. In contrast met de snelle veroveringen in Italië stonden de langdurige en bloedige Saksenoorlogen die van 772 tot 804 zouden duren. Om het verzet van de Saksen te breken, liet Karel de Grote duizenden afslachten en door het gebied opnieuw te bevolken met Franken en Slaven wist hij uiteindelijk het gebied onder zijn macht te krijgen. Beieren, dat altijd naar onafhankelijkheid had gestreefd, werd in 788 door de Franken geannexeerd na een mislukte poging om zich af te scheiden met hulp van de Longobarden en Avaren. Het rijk van de Avaren, met het machtscentrum in Hongarije werd verpletterd tussen 791 en 796 waarmee de Slavische gebieden in Centraal-Europa onder Karel de Grote kwamen te staan. Oost-Friesland werd veroverd in 784-785 en Bretagne erkende de Frankische macht in 799. De gevechten tegen de Arabieren waren echter minder succesvol: hoewel Karel de Grote zijn invloed wist uit te breiden tot aan de rivier de Ebro in 812, veroverden de Arabieren op hun beurt de Balearen in 798.

De veroverde gebieden van Karel de Grote waren zo gigantisch dat het volk meende dat hij het West-Romeinse Rijk in ere had hersteld wat zou leiden tot de kroning van Karel de Grote tot Keizer door de Paus in 800. Maar de Frankische traditie om het rijk op te delen tussen de zonen van de koning maakte dat het Frankische Rijk maar voor even was verenigd. Het rijk werd in stand gehouden door lucratieve oorlogen en plundertochten in nabijgelegen landen, waarbij de Frankische adel voor zijn militaire diensten aan de koning beloond werd met een deel van de behaalde buit. Maar nu het rijk zo was uitgebreid dat het bijna alle rijke gebieden van West-Europa omvatte, waren de vooruitzichten op nieuwe lucratieve plunderingen drastisch afgenomen. Daardoor nam, begrijpelijkerwijs, de loyaliteit van de adel ook drastisch af. Na de dood van Karel de Grote in 814 zou het rijk dan ook uiteenvallen in verschillende koninkrijkjes die op hun beurt weer waren verdeeld in feodale staatjes.

De latere Karolingen

Zie Karolingen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Met uitzondering van een succesvolle opstand door de Basken, aanvallen van de Vikingen en Arabieren en Benevento dat zich kon onttrekken aan de Frankische invloed, was het rijk van Karel de Grote nog aardig intact tot 843. Ten zuiden van Beieren was zelfs het Slavische prinsendom van Karinthië veroverd in 828. Karel de Grote had na zijn dood het rijk onder zijn zonen willen verdelen maar bij zijn dood in 814 leefde er nog maar één, Lodewijk de Vrome. Lodewijk de Vrome erfde het hele rijk met uitzondering van Italië dat door zijn neef Bernhard werd geregeerd, maar Lodewijk wist hem in 818 te verslaan. In tegenstelling tot zijn vader wilde Lodewijk de Vrome de eenheid van het Frankische Rijk bewaren, hij gaf zijn jongere zonen dan ook hun eigen koninkrijken, op voorwaarde dat zij hun oudere broer Lotharius I erkenden als Keizer. Deze vazalstaten bestonden uit Aquitainië (Pepijn) en Beieren (Lodewijk), beide opgericht in 817. Een derde koninkrijk, Zwaben, werd in 829 opgericht voor de jongste zoon Karel de Kale. Dat de jongere broers niets meer dan vazallen waren van hun oudste broer was een duidelijke breuk met de Frankische traditie. Een burgeroorlog kon dan ook niet uitblijven toen Lodewijk de Vrome in 840 stierf. Deze burgeroorlog resulteerde in het Verdrag van Verdun waarin het Frankische Rijk in drie stukken werd verdeeld. Lotharius kreeg het Middenrijk en behield de Keizerlijke titel hoewel hij zijn gezag over zijn broers verloor. Karel de Kale werd in 846 gedwongen om Bretagne onafhankelijkheid te schenken.